1. Drukinstelpunt:Bij compressoren die worden gebruikt voor gas- of luchtcompressie, verwijst het drukinstelpunt naar het gewenste drukniveau dat de compressor tijdens zijn werking wil bereiken en behouden. Dit instelpunt is doorgaans instelbaar en stelt gebruikers in staat de uitgangsdruk van de compressor te regelen.
2. Instelpunt temperatuur:Bij sommige compressoren, vooral die welke worden gebruikt in koel- of airconditioningsystemen, verwijst het instelpunt van de temperatuur naar het gewenste temperatuurniveau dat de compressor tijdens het koelproces wil bereiken. Door dit instelpunt aan te passen, kunnen gebruikers de koelprestaties van de compressor regelen.
3. Snelheidsinstelpunt:Bij compressoren met variabele snelheid verwijst het snelheidsinstelpunt naar de gewenste rotatiesnelheid van de waaier of rotor van de compressor. Dit instelpunt heeft invloed op de capaciteit en prestaties van de compressor, waardoor gebruikers de energie-efficiëntie kunnen optimaliseren en aan verschillende belastingseisen kunnen voldoen.
4. Instelpunt debiet:Voor compressoren die zijn ontworpen om een specifiek debiet te genereren, vertegenwoordigt het instelpunt van het debiet het gewenste volume of de gewenste massa gas of lucht die de compressor bij een gegeven druk en temperatuur wil leveren.
5. Instelpunt vloeistofniveau:In vloeistofcompressoren of toepassingen waarbij vloeistofoverdracht plaatsvindt, kan het instelpunt vloeistofniveau worden gebruikt om het vloeistofniveau in een specifieke kamer of tank van de compressor te regelen. Dit zorgt voor een goede vloeistofcirculatie en voorkomt over- of ondervulling.
6. Instelpunt zuig- of persdruk:Voor compressoren met meerdere trappen kunnen er afzonderlijke instelpunten zijn voor het regelen van de zuig- en persdruk in verschillende compressiestadia. Deze instelpunten zorgen voor de juiste drukverschillen en geoptimaliseerde prestaties.
7. Alarminstelpunt:Naast prestatiegerelateerde instelpunten bevatten sommige compressoren ook alarminstelpunten. Deze ingestelde waarden activeren alarmen of waarschuwingen wanneer bepaalde bedrijfsparameters hun veilige of aanbevolen niveaus overschrijden, waardoor de bescherming en levensduur van de compressor worden gegarandeerd.
Het is vermeldenswaard dat de beschikbaarheid en functionaliteit van instelpunten kan variëren per compressortype en -model. Ze zijn vaak instelbaar via bedieningspanelen of interfaces waarmee gebruikers het gedrag van de compressor kunnen configureren volgens hun specifieke vereisten.