- Controleer de brandstofdruk. De brandstofdruk moet tussen 35 en 45 psi liggen. Als de brandstofdruk te laag is, kan de motor niet voldoende brandstof krijgen om goed te kunnen werken.
- Controleer de bougies. De bougies moeten schoon zijn en de juiste afstand hebben. Als de bougies vervuild zijn of een verkeerde opening hebben, kan de motor niet goed ontsteken.
- Controleer het luchtfilter. Het luchtfilter moet schoon zijn en vrij van obstakels. Als het luchtfilter verstopt is, kan de motor niet genoeg lucht krijgen om goed te kunnen werken.
- Controleer het ontstekingstijdstip. Om de motor soepel te laten lopen, moet het ontstekingstijdstip correct worden ingesteld. Als het ontstekingstijdstip niet goed is, kan de motor niet goed draaien.
- Controleer de gasklepstandsensor. De gasklepstandsensor moet correct worden afgesteld. Als de gasklepstandsensor niet correct is afgesteld, kan de motor niet goed draaien.
- Controleer op vacuümlekken. Vacuümlekken kunnen ervoor zorgen dat de motor mager loopt en niet goed werkt. Als u vacuümlekken constateert, moet u deze onmiddellijk repareren.
- Computercompatibiliteit:
- Verbindingen dubbel controleren :
Als het probleem aanhoudt, moet u mogelijk de auto door een professional laten diagnosticeren.