* Doorgebrande zekering: Controleer de achterlichtzekering in de zekeringenkast. Als de zekering is doorgebrand, vervang deze dan door een zekering met hetzelfde ampèrage.
* Defecte bedrading: Inspecteer de bedrading die van de zekeringkast naar de achterlichten loopt. Zoek naar beschadigde, gerafelde of losse draden. Als u deze vindt, repareer of vervang deze dan indien nodig.
* Slechte achterlichtschakelaar: De achterlichtschakelaar bevindt zich op de stuurkolom. Als deze defect is, wordt er geen stroom naar de achterlichten gestuurd. Test de schakelaar door de koplampen aan te zetten. Als de achterlichten niet gaan branden, is de schakelaar waarschijnlijk defect en moet deze worden vervangen.
* Defecte achterlichtmontage: Als de zekering, bedrading en schakelaar allemaal in goede staat zijn, is het achterlicht zelf mogelijk defect. Controleer de lampen om er zeker van te zijn dat ze niet zijn doorgebrand. Als dit niet het geval is, moet het geheel mogelijk worden vervangen.
Hier volgen enkele aanvullende tips die u kunnen helpen bij het diagnosticeren van het probleem:
* Controleer de achterlichten als de motor is uitgeschakeld: Als de achterlichten nog steeds uit zijn als de motor is uitgeschakeld, ligt het probleem hoogstwaarschijnlijk bij de bedrading of de achterlichtschakelaar.
* Probeer de koplampen aan en uit te zetten: Als de achterlichten gaan branden wanneer u de koplampen inschakelt, maar uitgaan wanneer u ze uitschakelt, ligt het probleem hoogstwaarschijnlijk bij de achterlichtschakelaar.
* Inspecteer de achterlichtaansluitingen: Zorg ervoor dat de achterlichtlampen goed in hun fittingen zitten. Als dit niet het geval is, maken ze geen contact met de elektrische contacten en lichten ze niet op.