Hier is een vereenvoudigde uitleg van hoe een tractiecontrolesensor werkt:
1. Magnetisch veld:De sensor bevat een elektromagneet die een magnetisch veld genereert.
2. Rotatie van het wiel:Terwijl het wiel draait, gaan de tanden of sleuven op de doelring door het magnetische veld dat door de sensor wordt gegenereerd. Hierdoor ontstaan variaties in het magnetische veld.
3. Elektromagnetische inductie:Het veranderende magnetische veld induceert een elektromotorische kracht (EMF) in de spoel van de sensor als gevolg van elektromagnetische inductie. Deze EMF is evenredig met de rotatiesnelheid.
4. Signaalverwerking:De geïnduceerde EMF wordt door de elektronica van de sensor omgezet in een elektrisch signaal. Dit signaal wordt verwerkt om de snelheid en draairichting van het wiel te bepalen.
5. Vergelijking en controle:Het tractiecontrolesysteem ontvangt de wielsnelheidssignalen van alle sensoren. Het vergelijkt de snelheden van verschillende wielen en detecteert of een wiel met een aanzienlijk andere snelheid draait, wat wijst op tractieverlies. Als er een verschil wordt gedetecteerd, grijpt het tractiecontrolesysteem in om remkracht uit te oefenen op het slippende wiel of om het motorvermogen te verminderen om de tractie te herstellen.
Door de wielsnelheden voortdurend te monitoren, zorgt het tractiecontrolesysteem ervoor dat het voertuig optimale grip op de weg behoudt, vooral tijdens gladde of ongunstige rijomstandigheden. Moderne voertuigen bevatten vaak geavanceerde tractiecontrolesystemen die gebruik maken van meerdere sensoren en geavanceerde algoritmen om de stabiliteit en prestaties van het voertuig te verbeteren.