1. Parkeer het voertuig op een vlakke ondergrond en schakel de parkeerrem in.
2. Koppel de negatieve accupool los om elektrische schokken te voorkomen.
3. Zoek het toegangsdeksel van de brandstofpomp aan de onderkant van het voertuig.
4. Verwijder de bouten waarmee de toegangsklep vastzit en verwijder de toegangsklep.
5. Koppel de brandstofleiding los bij de brandstofpomp en noteer eventuele speciale plaatsing of ligging van de brandstofleiding.
6. Verwijder de bouten waarmee de brandstofpomp op zijn plaats zit en verwijder de brandstofpomp.
7. Verwijder of vervang indien nodig de afdichting van de brandstofpomp en het brandstoffilter.
8. Plaats de brandstofpomp terug en zet deze vast met de eerder verwijderde bouten.
9. Sluit de brandstofleiding opnieuw aan en let hierbij op de oorspronkelijke positionering en route.
10. Plaats het toegangsdeksel van de brandstofpomp terug en zet het vast met de eerder verwijderde bouten.
11. Sluit de negatieve accupool opnieuw aan.
12. Start de motor en controleer op eventuele lekkages of abnormale geluiden.
Het is belangrijk om voorzichtig te zijn bij het werken met brandstof, te zorgen voor goede ventilatie en alle veiligheidsrichtlijnen of aanbevelingen van de voertuigfabrikant op te volgen.
