2. Controleer de accukabels. De accukabels verbinden de accu met de startmotor. Als de kabels los zitten of gecorrodeerd zijn, kunnen ze voorkomen dat de startmotor voldoende vermogen krijgt om de motor te starten. Inspecteer de kabels op schade en verwijder eventuele corrosie.
3. Controleer de startmotor. De startmotor is verantwoordelijk voor het ronddraaien van de motor. Als de startmotor defect is, kan deze de motor niet starten. U kunt de startmotor testen door een startkabel aan te sluiten vanaf de positieve pool van de accu naar de solenoïdeklem op de startmotor. Als de startmotor de motor ronddraait, werkt deze naar behoren. Als de startmotor de motor niet ronddraait, moet deze mogelijk worden vervangen.
4. Controleer de contactschakelaar. De contactschakelaar schakelt het elektrische systeem in de auto in, inclusief de startmotor. Als de contactschakelaar defect is, kan deze geen stroom naar de startmotor sturen. U kunt de contactschakelaar testen door de sleutel naar de "start"-positie te draaien. Als de startmotor de motor niet ronddraait, moet mogelijk de contactschakelaar worden vervangen.
5. Controleer het brandstofsysteem. Als het brandstofsysteem niet goed werkt, kan de motor niet de brandstof krijgen die hij nodig heeft om te starten. Controleer de brandstofleidingen op lekkages en scheuren. Controleer ook het brandstoffilter om er zeker van te zijn dat het niet verstopt is.
