1. Controleer het koelmiddelpeil. Als het koelmiddelniveau laag is, kan dit ervoor zorgen dat de airconditioner warme lucht blaast.
2. Inspecteer de airconditioningcompressor. Als de compressor niet is ingeschakeld, kan deze geen koelmiddel circuleren en de lucht niet koelen.
3. Controleer de condensor. De condensor bevindt zich vóór de radiateur en kan worden beschadigd door vuil of insecten. Als de condensor beschadigd is, kan deze de luchtstroom beperken en de efficiëntie van de airconditioner verminderen.
4. Inspecteer de verdamper. De verdamper bevindt zich in het dashboard en kan beschadigd raken door vocht of vuil. Als de verdamper beschadigd is, kan deze de luchtstroom beperken en de efficiëntie van de airconditioner verminderen.
5. Controleer het expansieventiel. Het expansieventiel regelt de koelmiddelstroom naar de verdamper. Als het expansieventiel niet goed werkt, kan dit ervoor zorgen dat de airconditioner warme lucht blaast.
6. Controleer de ventilatormotor. De ventilatormotor is verantwoordelijk voor het circuleren van lucht door de ventilatieopeningen. Als de ventilatormotor niet goed werkt, kan deze de luchtstroom verminderen en de airconditioner minder effectief maken.
