2. Controleer de sirene van het alarmsysteem. De sirene voor het alarmsysteem bevindt zich voorin uw auto, achter de grille. Als de sirene beschadigd of losgekoppeld is, kan het alarmsysteem niet afgaan.
3. Controleer de deurschakelaars. De deurschakelaars bevinden zich aan de binnenkant van elke deur. Wanneer een deur wordt geopend, wordt de schakelaar geactiveerd en wordt het alarmsysteem ingeschakeld. Als een deurschakelaar beschadigd of losgekoppeld is, kan het alarmsysteem niet inschakelen.
4. Controleer de kapschakelaar. De kapschakelaar bevindt zich aan de onderkant van de kap. Wanneer de motorkap wordt geopend, wordt de schakelaar geactiveerd en wordt het alarmsysteem ingeschakeld. Als de kapschakelaar beschadigd of losgekoppeld is, kan het alarmsysteem niet inschakelen.
5. Controleer de kofferbakschakelaar. De kofferbakschakelaar bevindt zich aan de binnenkant van de kofferbak. Wanneer de kofferbak wordt geopend, wordt de schakelaar geactiveerd en wordt het alarmsysteem ingeschakeld. Als de kofferbakschakelaar beschadigd of losgekoppeld is, kan het alarmsysteem niet inschakelen.
6. Controleer de bedrading. De bedrading voor het alarmsysteem loopt door uw hele auto. Als een van de draden beschadigd is of losraakt, kan het alarmsysteem niet goed functioneren.
7. Controleer de regelmodule van het alarmsysteem. De bedieningsmodule van het alarmsysteem bevindt zich onder het dashboard van uw auto. De bedieningsmodule is verantwoordelijk voor het aansturen van het alarmsysteem. Als de regelmodule beschadigd is of niet goed functioneert, kan het alarmsysteem niet goed functioneren.
Als u alle bovenstaande punten heeft gecontroleerd en het alarmsysteem nog steeds niet werkt, moet u uw auto naar een gekwalificeerde monteur brengen voor diagnose en reparatie.