1. Controleer de brandstof.
* Zorg ervoor dat er voldoende brandstof in de tank zit.
* Controleer de brandstofleiding op lekkage of verstoppingen.
* Als de brandstof oud is, kan deze slecht zijn geworden. Probeer verse brandstof te gebruiken.
2. Controleer de bougie.
* Verwijder de bougie en controleer deze op vuil, beschadiging of slijtage.
* Als de bougie vervuild is, reinig deze dan of vervang hem.
* Controleer de bougieafstand en zorg ervoor dat deze correct is.
3. Controleer het ontstekingssysteem.
* Controleer de contactschakelaar om er zeker van te zijn dat deze is ingeschakeld.
* Controleer de bobine en bedrading op beschadigingen of losse verbindingen.
* Als de bobine niet werkt, vervang deze dan.
4. Controleer de carburateur.
* Maak de carburateur schoon en zorg ervoor dat alle sproeiers schoon zijn.
* Controleer de vlotter en het naaldventiel van de carburateur op beschadigingen of slijtage.
* Als de carburateur beschadigd is, vervang deze dan.
5. Controleer de startmotor.
* Zorg ervoor dat de starter stroom krijgt van de accu.
* Controleer de startersolenoïde op schade of losse verbindingen.
* Als de starter niet werkt, vervang deze dan.
6. Controleer de riem.
* Controleer de riem op slijtage of beschadiging.
* Vervang de riem als deze beschadigd is.
7. Controleer de verzending.
* Controleer de transmissie op lekkage of schade.
* Als de transmissie beschadigd is, repareer of vervang deze dan.
8. Controleer het aandrijfsysteem.
* Controleer de aandrijfwielen en rupsbanden op schade of slijtage.
* Als het aandrijfsysteem beschadigd is, repareer of vervang het dan.
9. Controleer de snijmessen.
* Controleer de snijmessen op slijtage of beschadiging.
* Als de snijmessen beschadigd zijn, vervang ze dan.
10. Controleer de parachute.
* Controleer het uitwerpkanaal op obstakels.
* Als de uitwerpopening geblokkeerd is, maak deze dan vrij.