Wanneer de motor draait, genereert het verbrandingsproces warmte, die wordt overgedragen aan de motorkoelvloeistof (meestal een mengsel van water en antivries). De koelvloeistof circuleert door het motorblok en de cilinderkoppen en absorbeert warmte van de metalen oppervlakken. De hete koelvloeistof stroomt vervolgens in de radiator, waar het door een reeks dunne buizen stroomt, omringd door vinnen. De vinnen helpen de warmte af te voeren aan de omgevingslucht, waardoor de koelvloeistof afkoelt. De gekoelde koelvloeistof keert vervolgens terug naar de motor om het proces te herhalen.
Verschillende factoren kunnen de temperatuur van het water in een autoradiator beïnvloeden. Bij warm weer of wanneer de motor zwaar wordt belast (zoals bij het beklimmen van een heuvel) kan de temperatuur van de koelvloeistof bijvoorbeeld stijgen. Bovendien kan een defecte thermostaat of waterpomp ervoor zorgen dat de koelvloeistof oververhit raakt.
Om optimale motorprestaties te behouden en oververhitting te voorkomen, is het van cruciaal belang dat het koelsysteem goed functioneert. Dit omvat het controleren van de staat van de thermostaat, de waterpomp en de radiateurslangen.