Brandstofinjectoren worden gebruikt in zowel benzine- als dieselmotoren. Het kunnen poort- of directe brandstofinjectoren zijn. Poortbrandstofinjectoren zijn op de inlaatpoorten van de motor gemonteerd, terwijl directe brandstofinjectoren in de cilinders van de motor zijn gemonteerd.
Poortbrandstofinjectoren zijn het meest voorkomende type injector dat wordt gebruikt in benzinemotoren. Ze injecteren de brandstof in het inlaatspruitstuk, waar deze zich vermengt met lucht en vervolgens wordt gecomprimeerd en ontstoken door de zuiger van de motor.
Directe brandstofinjectoren zijn efficiënter dan brandstofinjectoren aan de poort, maar ze zijn ook duurder om te produceren. Ze injecteren de brandstof rechtstreeks in de cilinders van de motor, waardoor de hoeveelheid brandstof die wordt verspild wordt verminderd en het motorvermogen en de brandstofefficiëntie worden vergroot.
Brandstofinjectoren worden aangestuurd door de elektronische regeleenheid (ECU) van de motor. De ECU bepaalt hoeveel brandstof er in de motor moet worden geïnjecteerd op basis van de bedrijfsomstandigheden van de motor, zoals het toerental en de belasting van de motor.