2. Controleer de remlichtlampen . Als de remlichtschakelaar goed werkt, is de volgende stap het controleren van de remlichtlampen. De remlichtlampen bevinden zich aan de achterkant van het voertuig, achter de achterlichten. Om de remlichtgloeilampen te controleren, schakelt u de koplampen in en trapt u vervolgens het rempedaal in. Als de remlichten niet gaan branden, zijn de remlichtlampen mogelijk doorgebrand en moeten ze worden vervangen.
3. Controleer de remlichtbedrading . Als de remlichtschakelaar en de remlichtlampen goed werken, is de volgende stap het controleren van de remlichtbedrading. De remlichtbedrading is de elektrische bedrading die de remlichtschakelaar, de remlichtlampen en de accu verbindt. Om de remlichtbedrading te controleren, inspecteert u de bedrading visueel op eventuele schade of corrosie. Als u schade of corrosie constateert, moet u de bedrading repareren of vervangen.
4. Controleer de zekering van de remlichten. De zekering voor de remlichten is een kleine, cilindrische zekering die zich in de zekeringenkast bevindt. De zekeringenkast bevindt zich meestal onder de motorkap van het voertuig, vlakbij de accu. Om de zekering voor de remlichten te controleren, verwijdert u de zekering en inspecteert u deze. Als de zekering is doorgebrand, moet deze worden vervangen door een nieuwe zekering met hetzelfde ampèrage.
5.Remvloeistof controleren
Remvloeistof is een hydraulische vloeistof die kracht overbrengt van de hoofdremcilinder naar de remklauwen en wielcilinders. Als het remvloeistofpeil laag is, werken de remmen niet goed. Controleer het remvloeistofpeil en voeg indien nodig meer vloeistof toe.