Inspectie vóór de reis:
1. Voordat u aan het rijexamen begint, wordt u gevraagd een ritinspectie van het voertuig uit te voeren. Dit omvat het controleren van de verlichting, vloeistoffen, banden en spiegels en het controleren of de veiligheidsgordel in goede staat verkeert.
Basismanoeuvres:
2. U begint door rechtdoor te rijden op een woonweg, waarbij u de snelheidslimiet aanhoudt.
3. Vervolgens maak je afslagen op kruispunten, zowel links als rechts, en geef je de juiste signalen.
4. Mogelijk wordt u gevraagd van rijstrook te wisselen, inclusief het invoegen op een drukkere weg.
5. Ook wordt u getest op fileparkeren. Dit houdt in dat u uw voertuig parallel aan de stoeprand plaatst, binnen de aangegeven markeringen.
Verkeersborden en signalen:
6. Tijdens het rijexamen kom je verschillende verkeersborden en signalen tegen, zoals stopborden, voorrangsborden en verkeerslichten. Zorg ervoor dat u tijdens het rijden alle verkeerswetten en -regels naleeft.
Volg de aanwijzingen:
7. De examinator geeft je tijdens de toets mondelinge instructies en begeleidt je bij bepaalde routes of manoeuvres. Luister aandachtig en volg deze instructies nauwkeurig op.
Noodsituaties:
8. Indien nodig kan de examinator u vragen het omgaan met een specifieke noodsituatie te simuleren, zoals een lekke band, een plotseling obstakel of een voertuig dat met hoge snelheid nadert.
Algehele evaluatie:
9. De examinator beoordeelt tijdens de test uw rijprestaties, besluitvormingsvaardigheden en het naleven van de verkeersregels.
10. Als u de vereiste manoeuvres met succes voltooit en blijk geeft van veilig rijgedrag, slaagt u voor het rijexamen en ontvangt u een rijbewijs.
Houd er rekening mee dat de specifieke route die de examinator neemt, kan variëren op basis van verkeersomstandigheden, bouwwerkzaamheden of andere factoren, maar dat de algemene vaardigheden en manoeuvres die worden getest consistent zullen zijn. Rijd altijd verantwoord en volg de verkeersregels om uw veiligheid en die van anderen op de weg te garanderen.