1. Luchtinlaat:De straalmotor begint met een luchtinlaat die grote hoeveelheden lucht uit de atmosfeer aanzuigt. Deze lucht is essentieel voor het verbrandingsproces dat in de motor plaatsvindt.
2. Compressie:De binnenkomende lucht wordt in de motor gecomprimeerd door een reeks ventilatorbladen of compressorbladen. Deze compressie verhoogt de druk en de dichtheid van de lucht.
3. Brandstofinjectie:Wanneer de gecomprimeerde lucht de compressor verlaat, komt deze in de verbrandingskamer terecht. Hier wordt brandstof in de hogedruklucht geïnjecteerd. Dit mengsel van perslucht en brandstof drijft de motor aan.
4. Verbranding:In de verbrandingskamer wordt het mengsel van brandstof en perslucht ontstoken, waardoor een gecontroleerde explosie ontstaat. De hoge temperatuur en druk die tijdens de verbranding worden gegenereerd, resulteren in de uitzetting van gassen.
5. Expansie en uitlaat:De hete gassen die door de verbranding worden geproduceerd, stromen door het turbinegedeelte van de motor. De turbinebladen zijn verbonden met de motoras en draaien terwijl de hete gassen erdoorheen stromen. Deze rotatie-energie wordt gebruikt om de compressor en andere motoronderdelen aan te drijven.
6. Mondstuk:Nadat ze door de turbine zijn gegaan, worden de hoogenergetische gassen met hoge snelheid door een mondstuk verdreven. Het mondstuk vormt en stuurt de uitlaatgassen, waardoor een krachtige stuwkracht ontstaat.
7. Generatie van stuwkracht:De snelle uitdrijving van de uitlaatgassen met hoge snelheid door het mondstuk creëert een kracht die bekend staat als stuwkracht. Deze kracht stuwt het straalvliegtuig naar voren, waardoor het kan vliegen.
Door voortdurend lucht aan te zuigen, te comprimeren, te mengen met brandstof, het mengsel te verbranden en de hete gassen door het mondstuk te verdrijven, genereert een straalmotor de nodige stuwkracht om een straalvliegtuig aan te drijven en in de lucht te houden.