Wanneer de lift naar boven wordt afgebogen, ontstaat er een neerwaartse druk op de staart van het vliegtuig, waardoor deze omhoog gaat. Omgekeerd, wanneer de lift naar beneden wordt afgebogen, ontstaat er een opwaartse druk op de staart, waardoor het vliegtuig naar beneden gaat.
De hoeveelheid spoed die door de lift wordt geproduceerd, hangt af van de hoeveelheid afbuiging, evenals van de snelheid en aanvalshoek van het vliegtuig. Bij hoge snelheden is de lift minder effectief, terwijl deze bij lage snelheden effectiever is.
Liften worden gebruikt in combinatie met andere vluchtbesturingen, zoals rolroeren en roeren, om het vliegtuig te manoeuvreren en de gewenste vliegroute te behouden.