Hier is een meer gedetailleerde uitleg van hoe helikopters worden bestuurd:
1. Cyclische controle :De hoofdrotorbladen zijn bevestigd aan een tuimelschijf, een mechanisch apparaat waarmee de piloot de bladen in verschillende richtingen kan kantelen. Door de bladen te kantelen kan de piloot de beweging van de helikopter in alle richtingen controleren:vooruit, achteruit, links en rechts. Dit staat bekend als cyclische controle.
2. Collectieve controle :De piloot kan ook de totale lift regelen die door de hoofdrotor wordt gegenereerd door de collectieve spoed van de helikopter te verhogen of te verlagen. Het vergroten van de collectieve pitch vergroot de lift en zorgt ervoor dat de helikopter kan stijgen, terwijl het verkleinen van de collectieve pitch de lift verlaagt en de helikopter laat dalen.
3. Antikoppelcontrole :De staartrotor wordt gebruikt om het door de hoofdrotor gegenereerde koppel tegen te gaan. Terwijl de hoofdrotor draait, ontstaat er een reactieve kracht, koppel genaamd, die de neiging heeft de helikopter in de tegenovergestelde richting te laten draaien. De staartrotor genereert stuwkracht om dit koppel tegen te gaan, waardoor de helikopter stabiel blijft en niet gaat draaien.
Door deze besturingsmechanismen te combineren, kunnen piloten helikopters met grote precisie en controle manoeuvreren. Helikopters zijn zeer veelzijdige vliegtuigen die kunnen zweven, in elke richting kunnen vliegen en zelfs verticaal kunnen landen, waardoor ze ideaal zijn voor een breed scala aan toepassingen, zoals zoek- en reddingsacties, wetshandhaving, militaire operaties en civiel transport.