- Het koppelingspedaal voelt sponzig of zacht aan.
- De koppeling grijpt te laat of te vroeg aan.
- De koppeling slipt.
- De transmissie knarst bij het schakelen.
- De auto schudt of trilt bij het wegrijden in de eerste versnelling.
Een paar eenvoudige stappen die u kunt volgen:
1. Kijk naar de hulpcilinder. De hulpcilinder bevindt zich meestal aan de zijkant van het transmissiebelhuis. Het is een klein, cilindervormig voorwerp met een zuiger die in en uit beweegt.
2. Controleer het vloeistofpeil in de hoofdcilinder. De hoofdcilinder bevindt zich in de motorruimte. Het is een groter, cilindervormig object met een reservoir met remvloeistof.
3. Ontlucht het hydraulisch systeem van de koppeling als u niet helemaal zeker weet of het peil correct is.
Als het vloeistofpeil laag is, voeg dan wat remvloeistof toe aan het reservoir. Als het vloeistofpeil correct is, ontlucht dan het hydraulische systeem van de koppeling.
1. Zorg er eerst voor dat het voertuig op een vlakke ondergrond staat en dat de contactschakelaar uit staat.
2. Open de ontluchtingsschroef op de hulpcilinder.
3. Druk het koppelingspedaal in totdat er geen vloeistof meer uit de ontluchtingsschroef komt.
4. Sluit de ontluchtingsschroef en laat het koppelingspedaal los.
5. Herhaal stap 3 en 4 totdat de vloeistof die uit de ontluchtingsschroef komt, vrij is van luchtbellen.
6. Controleer het koppelingspedaalgevoel en de werking van het koppelingssysteem.