De auto-industrie was een van de belangrijkste ontvangers van TARP-fondsen, waarbij drie autofabrikanten samen 80 miljard dollar ontvingen aan hulp om de financiële crisis te doorstaan. General Motors ontving $49,5 miljard, Chrysler $13,4 miljard en GMAC $17,4 miljard. De leningen werden onder verschillende voorwaarden verstrekt en de overheid legde strikte beperkingen op aan de manier waarop de fondsen konden worden gebruikt. De leningen werden uiteindelijk door alle drie de bedrijven volledig terugbetaald, met rente.
Sommigen beweren dat de reddingsoperatie voor de auto-industrie een succes was omdat het de Amerikaanse economie van een diepere recessie heeft gered en miljoenen banen heeft behouden. Anderen beweren dat de reddingsoperatie een verspilling van belastinggeld was en dat de overheid niet had mogen ingrijpen in de vrije markt. Het reddingsplan voor de auto-industrie blijft een controversiële en complexe kwestie met een verscheidenheid aan argumenten voor en tegen.
Naast de auto-industrie werden TARP-fondsen ook gebruikt om hulp te bieden aan een breed scala aan andere industrieën en financiële instellingen, waaronder banken, verzekeringsmaatschappijen en hypotheekverstrekkers. De totale kosten van TARP voor de belastingbetalers worden geschat op ongeveer 439 miljard dollar.