1. Parkeer uw auto op een vlakke ondergrond en schakel de parkeerrem in.
2. Zoek de wielmoeren op de voorwielen en draai ze een halve slag los met een wielmoersleutel
Verwijder de wielmoeren niet volledig.
3. Hef de voorkant van de auto op met een krik en plaats deze op kriksteunen
Zorg ervoor dat de auto stabiel en veilig staat voordat u verdergaat.
4. Verwijder de wielmoeren en verwijder de wielen
Leg de wielmoeren en wielen op een veilige plaats opzij.
5. Zoek de remklauw en verwijder de twee bouten waarmee deze op zijn plaats zit.
Gebruik een ratel- en dopsleutel om de bouten te verwijderen.
Zorg ervoor dat u de bouten niet laat vallen.
6. Verwijder de remklauw van de rotor
Hang de remklauw met een stuk draad aan de ophanging.
Laat de remklauw niet aan de remleiding hangen.
7. Verwijder de twee bouten waarmee de rotor op zijn plaats zit.
Gebruik een ratel- en dopsleutel om de bouten te verwijderen.
Zorg ervoor dat u de bouten niet laat vallen.
8. Verwijder de rotor.
Zorg ervoor dat u de rotor niet laat vallen.
9. Reinig het contactoppervlak van de rotor en de naafflens.
Gebruik een staalborstel om roest en vuil te verwijderen.
10. Installeer de nieuwe rotor
Plaats de nieuwe rotor op de naafflens en lijn de gaten uit.
Plaats de twee bouten en draai ze vast totdat ze goed vastzitten.
11. Installeer de remklauw
Plaats de remklauw over de rotor en lijn de gaten uit.
Plaats de twee bouten en draai ze vast totdat ze goed vastzitten.
12. Verbind de remleiding opnieuw met de remklauw.
Draai de remleiding strak vast.
13. Monteer de wiel- en wielmoeren.
Draai de wielmoeren met de hand vast totdat ze goed vastzitten.
14. Laat de auto zakken vanaf de kriksteunen.
15. Zet de wielmoeren vast met een wielmoersleutel.
Draai de wielmoeren vast in een sterpatroon, waarbij u elke wielmoer een kwartslag aandraait totdat ze goed vastzitten.
16. Test de remmen.
Druk het rempedaal voorzichtig in om te controleren of de remmen goed werken.