- Volg het onderhoudsschema dat wordt aanbevolen door de fabrikant van uw voertuig. Dit omvat routinematige vloeistofverversingen, aanpassingen en inspecties.
- Controleer regelmatig het niveau en de staat van de automatische transmissievloeistof (ATF). De ATF is verantwoordelijk voor het smeren en koelen van de interne componenten van de transmissie en gaat na verloop van tijd kapot. Door het vloeistofpeil en de staat ervan te controleren, kunt u potentiële problemen in een vroeg stadium identificeren en dure reparaties voorkomen.
- Verander de ATF volgens de aanbevelingen van de fabrikant. De ATF moet elke 30.000-60.000 km worden vervangen, afhankelijk van het merk en model van uw voertuig.
- Inspecteer het transmissiefilter en vervang het indien nodig. Het transmissiefilter helpt verontreinigingen uit de ATF te verwijderen en beschermt de interne componenten van de transmissie. Door het filter regelmatig te vervangen, blijft de transmissie schoon en blijft deze goed functioneren.
Rijgedrag
- Vermijd plotseling accelereren en vertragen. Dit kan de transmissie onnodig belasten.
- Schakel in de juiste versnelling wanneer u tot stilstand komt. Als u tijdens het uitrollen naar neutraal schakelt, kan de transmissie oververhit raken.
- Overbelaad uw voertuig niet. Overbelasting van uw voertuig kan de transmissie extra belasten en ervoor zorgen dat deze voortijdig verslijt.
Waarschuwingssignalen van transmissieproblemen:
- Slippende versnellingen
- Knarsende geluiden
- Lekkende vloeistof
- Brandende geur
- Controleer of het motorlampje aan is