2. Commissiefouten: Dit zijn fouten die optreden als iets verkeerd wordt gedaan. Een programmeur kan bijvoorbeeld de verkeerde variabele of operator gebruiken.
3. Logische fouten: Dit zijn fouten die optreden als de code logisch onjuist is. Een programmeur kan bijvoorbeeld een lus gebruiken die nooit eindigt of een voorwaarde die altijd waar is.
4. Syntaxisfouten: Dit zijn fouten die optreden als de code grammaticaal onjuist is. Een programmeur kan bijvoorbeeld een ongeldig trefwoord of een ontbrekende puntkomma gebruiken.
5. Precisiefouten: Dit zijn fouten die optreden wanneer de gegevens niet met voldoende nauwkeurigheid worden weergegeven. Een programmeur kan bijvoorbeeld een drijvende-kommavariabele gebruiken om een geheel getal weer te geven, of een tekenreeks om een getal weer te geven.
Inspecties zijn het meest effectief bij het opsporen van syntaxisfouten, weglatingsfouten en commissiefouten. Het is echter minder waarschijnlijk dat ze logicafouten, precisiefouten en weglatingsfouten ontdekken die niet duidelijk uit de code blijken.