- Controleer het brandstofsysteem. Dit omvat de brandstoftank, brandstofleidingen, brandstoffilter en carburateur. Zorg ervoor dat de brandstoftank schoon en vrij van roest is en dat de brandstofleidingen goed zijn aangesloten en niet geblokkeerd zijn. Controleer het brandstoffilter op verstoppingen en vervang deze indien nodig. Maak de carburateur schoon en controleer de vlotter op goede werking.
- Controleer of er een vonk is. Verwijder de bougie en controleer of er een vonk is wanneer u de motor start. Als er geen vonk is, vervang dan de bougie en controleer het ontstekingssysteem. Zorg ervoor dat de bougiekabel goed is aangesloten en niet beschadigd is. Test de bobine en vervang deze indien nodig.
- Controleer het luchtfilter. Een vuil luchtfilter kan de luchtstroom belemmeren en ervoor zorgen dat de motor arm loopt, wat kan leiden tot startproblemen. Reinig of vervang het luchtfilter indien nodig.
- Controleer de batterij. Een zwakke accu kan ertoe leiden dat de motor langzaam aanslaat, waardoor het starten lastig kan zijn. Controleer de accuspanning en vervang deze indien nodig.
- Controleer de startmotor. Als de startmotor niet goed aangrijpt, kan de motor niet starten. Controleer de aansluitingen van de startmotor en zorg ervoor dat de startmotor goed geaard is. Probeer eens met een hamer op de startmotor te tikken om te zien of deze aanslaat. Als dit niet het geval is, vervang dan de startmotor.
- Controleer de compressie. Als de motor niet voldoende compressie heeft, kan deze niet starten. Controleer de compressie met behulp van een compressiemeter en vergelijk de resultaten met de specificaties van de fabrikant. Als de compressie laag is, moet u mogelijk de motor opnieuw opbouwen.