1. Compressor: De airconditioningcompressor is het hart van het AC-systeem. Het comprimeert koelgas, verhoogt de druk en temperatuur, en pompt het vervolgens naar de condensor.
2. Koppeling: De compressorkoppeling is een mechanisme dat de compressor verbindt en ontkoppelt van de kronkelige riem van de motor. Wanneer de AC wordt ingeschakeld, wordt de koppeling ingeschakeld om de compressor aan te drijven. Wanneer de AC wordt uitgeschakeld, wordt de koppeling uitgeschakeld om te voorkomen dat de compressor draait.
3. Besturingssysteem: De AC-compressorkoppeling wordt geregeld door het klimaatbeheersingssysteem van het voertuig. Wanneer de AC wordt ingeschakeld, stuurt het klimaatbeheersingssysteem een signaal naar een elektrische solenoïde of relais.
4. Magneet of relais: De solenoïde of het relais ontvangt het signaal van het klimaatbeheersingssysteem en gebruikt dit om de elektrische stroom naar de koppeling te regelen.
5. Vermogen: Wanneer de solenoïde of het relais wordt geactiveerd, levert deze elektrische stroom aan de koppeling. Deze kracht grijpt het koppelingsmechanisme aan, waardoor dit de compressor met de kronkelige riem verbindt.
6. Compressorbediening: Als de koppeling is ingeschakeld, drijft de roterende kronkelige riem de compressorpoelie aan, die de krukas van de compressor laat draaien. Deze mechanische energie roteert de interne componenten van de compressor, inclusief de tuimelschijf en zuigers, om het koelgas te comprimeren.
7. Koppeling ontkoppelen: Wanneer de AC wordt uitgeschakeld of wanneer het klimaatbeheersingssysteem bepaalt dat AC-koeling niet nodig is, wordt het elektrische signaal naar de solenoïde of het relais onderbroken. Hierdoor stopt de krachtstroom naar de koppeling, waardoor deze de compressor loskoppelt van de kronkelige riem. De compressor draait niet meer en het AC-systeem stopt met koelen of produceren van koude lucht.
Door het in- en uitschakelen van de compressorkoppeling te regelen, kan het klimaatbeheersingssysteem de werking van het airconditioningsysteem regelen en voor koeling zorgen wanneer dat nodig is, terwijl het energieverbruik wordt geminimaliseerd wanneer de airconditioning niet nodig is.