De eerste trap in de transmissie van een auto met een handgeschakelde versnellingsbak is de koppeling.
Hoe de koppeling werktHet brengt het motorvermogen over naar de versnellingsbak en maakt het mogelijk om de transmissie te onderbreken terwijl een versnelling wordt geselecteerd om weg te rijden vanuit een stationaire positie, of wanneer er wordt geschakeld terwijl de auto rijdt.
Hydraulisch koppelingssysteemDe meeste auto's gebruiken een frictiekoppeling die wordt bediend door vloeistof (hydraulisch) of, vaker, door een kabel.
Wanneer een auto onder stroom rijdt, wordt de koppeling ingeschakeld. Een aan het vliegwiel vastgeschroefde drukplaat oefent door middel van een diafragmaveer een constante kracht uit op de aangedreven plaat.
Eerdere auto's hebben een reeks schroefveren aan de achterkant van de drukplaat, in plaats van een diafragmaveer.
De aangedreven (of frictie) plaat loopt op een gegroefde ingaande as, waardoor het vermogen naar de versnellingsbak wordt overgebracht. De plaat heeft aan beide zijden frictievoeringen, vergelijkbaar met remvoeringen. Hierdoor kan de aandrijving soepel worden opgepakt wanneer de koppeling is ingeschakeld.
Wanneer de koppeling wordt ontkoppeld (pedaal ingedrukt), drukt een arm een druklager tegen het midden van de diafragmaveer waardoor de klemdruk wordt opgeheven.
Het buitenste deel van de drukplaat, dat een groot wrijvingsoppervlak heeft, klemt dan de aangedreven plaat niet meer aan het vliegwiel, waardoor de krachtoverbrenging wordt onderbroken en er kan worden geschakeld.
Koppeling ingeschakeld Koppeling ontkoppeldWanneer het koppelingspedaal wordt losgelaten, wordt het druklager teruggetrokken en de diafragma-veerbelasting klemt de aangedreven plaat opnieuw vast aan het vliegwiel om de krachtoverbrenging te hervatten.
Sommige auto's hebben een hydraulisch bediende koppeling. Druk op het koppelingspedaal in de auto activeert een zuiger in een hoofdcilinder, die de druk door een met vloeistof gevulde pijp overbrengt naar een hulpcilinder die op het koppelingshuis is gemonteerd.
De zuiger van de hulpcilinder is verbonden met de ontkoppelingsarm.
De moderne koppeling heeft vier hoofdcomponenten:de afdekplaat (die een diafragmaveer bevat), de drukplaat, de aangedreven plaat en het druklager.
De afdekplaat is vastgeschroefd aan het vliegwiel en de drukplaat oefent druk uit op de aangedreven plaat via de diafragmaveer of via schroefveren op eerdere auto's.
De aangedreven plaat loopt op een spiebaan tussen de drukplaat en het vliegwiel.
Het is aan weerszijden voorzien van een frictiemateriaal dat de drukplaat en het vliegwiel vastgrijpt wanneer deze volledig is ingeschakeld, en een gecontroleerde hoeveelheid kan slippen wanneer het koppelingspedaal gedeeltelijk wordt ingedrukt, waardoor de aandrijving soepel kan worden overgenomen.